vrijdag 3 november 2017

Vetkuif in een kippenhok


Na een stilte eind jaren zestig, was Link Wray begin jaren zeventig weer behoorlijk productief. Voor veel fans van zijn rock’n’roll instrumentals zal het echter even wennen zijn geweest. In een tot studio verbouwd kippenhok met slechts een 3-track recorder werden twee platen opgenomen: Link Wray en Mordicai Jones. Het rest materiaal verscheen later op Beans and Fatback. Vervolgens werd het kippenhok omgeruild voor een reguliere studio, wat Be What You Want To opleverde. Alle vier de lp’s zijn afgelopen jaar opnieuw op vinyl uitgebracht.

Wray trok zich halverwege de jaren zestig terug uit de muziekwereld. Zijn platenmaatschappij verwachtte dat hij hits in de stijl van Duane Eddy schreef, maar daar had Wray snel genoeg van. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan. En zo begon Wray samen met zijn broers Vernon en Doug en een aantal sessiemuzikanten nummers op te nemen in een verbouwd kippenhok bij Vernon. Een soort back to my roots bleek het te zijn. Ooit was Wray met zijn beide broers begonnen in een country & western bandje. Vernon nam de zang voor zijn rekening, Doug drumde en Link verzorgde de gitaarpartijen, soms bijgestaan door een pedal steel.  Dat was in de jaren veertig.
Na een onderbreking vanwege dienstplicht – Wray diende in Duitsland en Korea – en een behandeling voor tuberculose, waarbij een long werd weggenomen, brak hij in 1958 door met Rumble. Inmiddels was Link de frontman en waren zijn broers zijn begeleidingsband, The Raymen. Rumble was voor velen de eerste kennismaking met vervormd gitaarspel en wordt door onder andere Jimmy Page aangehaald als dé grote inspiratie om zelf te gaan spelen. Na een korte verbintenis bij  Cadence Records, kreeg Wray een contract aangeboden door Epic, waar hij vooral instrumentals in het verlengde van Rumble maakte. Epic verlangde echter dat Wray ook wat minder ruig materiaal opnam, in de stijl van de toen succesvolle Duane Eddy. Ontevreden met deze koers besloten de broers dan maar zelf op te gaan nemen. Van 1963 tot 1967 bracht Swan Records bijna alles uit wat de Wrays opnamen. Meestal rauwe, agressieve instrumentals in het verlengde van Rumble, soms met vocalen van Link. 

Toen Swan in 1967 ophield te bestaan, vertrokken de broers naar het platteland. Vernon kocht een boerderij in Maryland, Washington. Link trok bij hem in. Hij lag in scheiding met zijn eerste vrouw en bracht het grootste deel van zijn tijd werkend op de boerderij door. Muziek werd er natuurlijk ook gemaakt. Eerst in het huis van Vernon, maar vanwege de overlast die dit voor de andere inwoners veroorzaakte, in een tot studio verbouwd kippenhok op het terrein. Een deel van de eerste opnames verschenen op de lp Yesterday and Today. Platenmaatschappij Polydor zag er wel wat in en bood Link een contract aan voor een aantal lp’s.


De eerste plaat die Link Wray voor Polydor maakte was Link Wray, met op de hoes Wray, wiens moeder tot de Shawneestam behoorde, in traditionele Shawnee outfit. Een grotere breuk met de vetkuif uit de jaren vijftig en zestig is ondenkbaar. De hoes maakt al direct duidelijk dat Wray een andere muzikale richting had gekozen. Op de plaat wisselen country, blues, soul en gospel elkaar soepel af en Wray toont in het merendeel van de teksten zijn maatschappelijke betrokkenheid. In Ice People neemt hij het op voor degenen die in de Verenigde Staten aan de onderkant van de maatschappij zijn beland: indianen in reservaten, zwarten in ghetto’s en ook de arme blanken. Het gitaarspel is rauw, gruizig en heerlijk misvormd.
Tijdens de opnames schijnt de versterker van Wray alle andere instrumenten te overstemmen en lekt het onder andere in de drumopnames. Daarop besluit Vernon Link’s versterker buiten te zetten en met een microfoon in het raam op te nemen. De krakkemikkigheid van de opnames is de grote charme van de plaat. Een drumstel is niet altijd aanwezig, waardoor gestamp op de vloer en bussen met spijkers de enige percussie vormen. De piano blijkt niet te stemmen, waardoor de andere instrumenten op de piano afgestemd worden. Het speelplezier straalt van de plaat af. Link Wray is samen met co-producer Steve Verroca (onder naam van zijn vrouw Yvonne) verantwoordelijk voor de meeste composities. Een minder nummer kent de plaat niet, die nog het meest doet denken aan de Stones ten tijde van Exile on Main Street. Hoogtepunten zijn Fallin’Rain, Fire and Brimstone en Black River Swamp, waarin Wray verhaalt van de streek waar hij opgroeide. Je staat er versteld van wat voor uithalen en schreeuwen Link Wray uit zijn ene resterende long weet te persen.


Na deze plaat die hij onder zijn eigen naam uitbracht, verscheen Mordicai Jones. Op de hoes is de mysterieuze Mordicai Jones vermeld als leadzanger, pianist, mandolinespeler. Er wordt beweerd dat Polydor achter de vervanging van Link Wray als leadzanger zat. Een zet uit pure commerciële overwegingen, meestal niet de beste reden om zoiets te doen. Aanvankelijk werd Bobby Howard, die ook op Link Wray meedeed, aangewezen als de man die achter deze naam schuil ging. Later wordt naar Gene Johnson, die achtergrondvocalen op de eerste plaat deed, gewezen. Johnson heeft een nogal hardrockerige stem en dat is in het beste geval even wennen en soms zelfs irritant. Zeker na de prachtige doorleefde stem van Wray zelf op de eerste Three Track Shackplaat. De composities liggen in de directe lijn van die plaat. Met name op de rustigere nummers is de stem van Johnson nog wel te doen. Maar zodra het wat ruiger wordt, neigt het wel erg naar stadionrock. 


De restjes van de opnames voor deze twee platen, verschenen later onder de naam Beans and Fatback. Link en Vernon hadden een meningsverschil over geld gekregen, waarop de band uit elkaar viel. Producer Verroca nam de overgebleven opnames mee naar zijn nieuwe werkgever Virgin, die het tot groot ongenoegen van Wray uitbracht. Het is zeker geen slechte plaat, maar het is goed te horen waarom deze nummers de eerdere twee platen niet haalden. Sommige, zoals de opener Beans and Fatback en Hobo Man worden abrupt afgebroken. Andere nummers zijn overduidelijk jamsessies om warm te draaien. De vocalen zijn dan gelukkig weer wel van Wray zelf. En in I’m So Glad en Backwoods Preacher Man heeft de lp twee schitterende songs, maar over het geheel haalt hij het geenszins bij de eerste plaat. Onmisbaar voor de verzamelaar die wil horen wat er aan de andere twee platen ten grondslag ligt, maar het is duidelijk waarom het meeste materiaal niet op eerdere releases terecht is gekomen.


Na deze kippenhokplaten trok Wray weer een reguliere studio in om Be What You Want To op te nemen. De plaat, geproduceerd door Thom Jefferson Kaye, klinkt dan ook een stuk gepolijster dan zijn voorgangers, maar ligt tegelijkertijd het meest in het verlengde van Link Wray. Met name de gastbijdragen van Jerry Garcia op pedal steel tillen de nummers naar een hoger niveau. Zo is de remake van Walking in the Arizona Sun van de Mordicai Jones lp onder de titel Tucson Arizona van een wonderlijke schoonheid. De zang van Wray zelf klinkt veel minder geforceerd dan de krachtpatserij van Johnson. Het maakt toch wel erg benieuwd hoe Mordicai Jones geklonken zou hebben, had Polydor niet ingegrepen. Bij elkaar laten de vier platen horen wat Wray in drie jaar tijd aan prachtig, maar helaas ondergewaardeerd, werk heeft afgeleverd. Polydor was in ieder geval ontevreden over de verkoopcijfers, en stuurde Wray op de volgende plaat, The Link Wray Rumble, weer terug naar zijn rock ‘n’ roll periode. Het bleek de laatste voor Polydor te zijn. Bij het grote publiek werd Wray niet lang daarna bekend van de hit Red Hot, die hij met zanger Robert Gordon opnam. 

De heruitgebrachte platen waren, mede omdat ze aanvankelijk niet goed verkochten, moeilijk te krijgen. Liefhebbers gaven er hoog van op, wat er toe leidde dat deze vier rootsplaten van Link Wray afgelopen jaar opnieuw werden uitgegeven. Wie ze aan wil schaffen is echter bijna net zoveel kwijt als voor de oorspronkelijke persingen. Dat ze zo aan de prijs zijn, schijnt vooral te maken te hebben met de ingewikkelde distributiekanalen vanuit de Verenigde Staten. Rush Hour aan de Amsterdamse Spuistraat krijgt ze rechtstreeks uit de VS, waardoor ze daar nog enigszins te betalen zijn. Zoals je voor de prijs mag verwachten is de uitvoering van de platen prachtig, zo is de eerste lp in de originele diecut hoes uitgebracht, en zijn ze vanzelfsprekend voorzien van inlays met de nodige achtergrondinformatie. Voor wie vanwege een krappere beurs een keuze moet maken, is de eerste plaat de beste keuze, gevolgd door Be What You Want To. Al is de kans groot, dat als die bevallen, ook de andere twee in de platenkast belanden. 



Link Wray – Link Wray (Future Days Recordings)
Mordicai Jones – Mordicai Jones (Tidal Waves Music)
Link Wray – Beans and Fatback (Tidal Waves Music)
Link Wray – Be What You Want To (Tidal Waves Music)

Verschenen in Platenblad, nr. 231, 21 oktober t/m 1 december 2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten