Na een stilte eind jaren zestig, was Link Wray begin jaren
zeventig weer behoorlijk productief. Voor veel fans van zijn rock’n’roll
instrumentals zal het echter even wennen zijn geweest. In een tot studio
verbouwd kippenhok met slechts een 3-track recorder werden twee platen
opgenomen: Link Wray en Mordicai Jones. Het rest materiaal verscheen later op
Beans and Fatback. Vervolgens werd het kippenhok omgeruild voor een reguliere
studio, wat Be What You Want To opleverde. Alle vier de lp’s zijn afgelopen
jaar opnieuw op vinyl uitgebracht.
Wray trok zich halverwege de jaren zestig terug uit de
muziekwereld. Zijn platenmaatschappij verwachtte dat hij hits in de stijl van
Duane Eddy schreef, maar daar had Wray snel genoeg van. Het bloed kruipt echter
waar het niet gaan kan. En zo begon Wray samen met zijn broers Vernon en Doug
en een aantal sessiemuzikanten nummers op te nemen in een verbouwd kippenhok
bij Vernon. Een soort back to my roots bleek het te zijn. Ooit was Wray met
zijn beide broers begonnen in een country & western bandje. Vernon nam de
zang voor zijn rekening, Doug drumde en
Link verzorgde de gitaarpartijen, soms bijgestaan door een pedal steel. Dat was in de jaren veertig.
Na een onderbreking vanwege dienstplicht – Wray diende in
Duitsland en Korea – en een behandeling voor tuberculose, waarbij een long werd
weggenomen, brak hij in 1958 door met Rumble. Inmiddels was Link de frontman en
waren zijn broers zijn begeleidingsband, The Raymen. Rumble was voor velen de
eerste kennismaking met vervormd gitaarspel en wordt door onder andere Jimmy
Page aangehaald als dé grote inspiratie om zelf te gaan spelen. Na een korte
verbintenis bij Cadence Records, kreeg
Wray een contract aangeboden door Epic, waar hij vooral instrumentals in het
verlengde van Rumble maakte. Epic verlangde echter dat Wray ook wat minder ruig
materiaal opnam, in de stijl van de toen succesvolle Duane Eddy. Ontevreden met
deze koers besloten de broers dan maar zelf op te gaan nemen. Van 1963 tot 1967
bracht Swan Records bijna alles uit wat de Wrays opnamen. Meestal rauwe,
agressieve instrumentals in het verlengde van Rumble, soms met vocalen van
Link.
Toen Swan in 1967 ophield te bestaan, vertrokken de broers
naar het platteland. Vernon kocht een boerderij in Maryland, Washington. Link
trok bij hem in. Hij lag in scheiding met zijn eerste vrouw en bracht het
grootste deel van zijn tijd werkend op de boerderij door. Muziek werd er
natuurlijk ook gemaakt. Eerst in het huis van Vernon, maar vanwege de overlast
die dit voor de andere inwoners veroorzaakte, in een tot studio verbouwd kippenhok
op het terrein. Een deel van de eerste opnames verschenen op de lp Yesterday
and Today. Platenmaatschappij Polydor zag er wel wat in en bood Link een
contract aan voor een aantal lp’s.
De eerste plaat die Link Wray voor Polydor maakte was Link
Wray, met op de hoes Wray, wiens moeder tot de Shawneestam behoorde, in
traditionele Shawnee outfit. Een grotere breuk met de vetkuif uit de jaren
vijftig en zestig is ondenkbaar. De hoes maakt al direct duidelijk dat Wray een
andere muzikale richting had gekozen. Op de plaat wisselen country, blues, soul
en gospel elkaar soepel af en Wray toont in het merendeel van de teksten zijn
maatschappelijke betrokkenheid. In Ice People neemt hij het op voor degenen die
in de Verenigde Staten aan de onderkant van de maatschappij zijn beland:
indianen in reservaten, zwarten in ghetto’s en ook de arme blanken. Het gitaarspel
is rauw, gruizig en heerlijk misvormd.
Tijdens de opnames schijnt de versterker van Wray alle
andere instrumenten te overstemmen en lekt het onder andere in de drumopnames.
Daarop besluit Vernon Link’s versterker buiten te zetten en met een microfoon
in het raam op te nemen. De krakkemikkigheid van de opnames is de grote charme
van de plaat. Een drumstel is niet altijd aanwezig, waardoor gestamp op de vloer
en bussen met spijkers de enige percussie vormen. De piano blijkt niet te
stemmen, waardoor de andere instrumenten op de piano afgestemd worden. Het
speelplezier straalt van de plaat af. Link Wray is samen met co-producer Steve
Verroca (onder naam van zijn vrouw Yvonne) verantwoordelijk voor de meeste
composities. Een minder nummer kent de plaat niet, die nog het meest doet
denken aan de Stones ten tijde van Exile on Main Street. Hoogtepunten zijn
Fallin’Rain, Fire and Brimstone en Black River Swamp, waarin Wray verhaalt van
de streek waar hij opgroeide. Je staat er versteld van wat voor uithalen en
schreeuwen Link Wray uit zijn ene resterende long weet te persen.
Na deze plaat die hij onder zijn eigen naam uitbracht,
verscheen Mordicai Jones. Op de hoes is de mysterieuze Mordicai Jones vermeld
als leadzanger, pianist, mandolinespeler. Er wordt beweerd dat Polydor achter
de vervanging van Link Wray als leadzanger zat. Een zet uit pure commerciële
overwegingen, meestal niet de beste reden om zoiets te doen. Aanvankelijk werd Bobby
Howard, die ook op Link Wray meedeed, aangewezen als de man die achter deze
naam schuil ging. Later wordt naar Gene Johnson, die achtergrondvocalen op de
eerste plaat deed, gewezen. Johnson
heeft een nogal hardrockerige stem en dat is in het beste geval even wennen en
soms zelfs irritant. Zeker na de prachtige doorleefde stem van Wray zelf op de
eerste Three Track Shackplaat. De composities liggen in de directe lijn van die
plaat. Met name op de rustigere nummers is de stem van Johnson nog wel te doen.
Maar zodra het wat ruiger wordt, neigt het wel erg naar stadionrock.
De restjes van de opnames voor deze twee platen, verschenen
later onder de naam Beans and Fatback. Link en Vernon hadden een
meningsverschil over geld gekregen, waarop de band uit elkaar viel. Producer
Verroca nam de overgebleven opnames mee naar zijn nieuwe werkgever Virgin, die
het tot groot ongenoegen van Wray uitbracht. Het is zeker geen slechte plaat,
maar het is goed te horen waarom deze nummers de eerdere twee platen niet
haalden. Sommige, zoals de opener Beans and Fatback en Hobo Man worden abrupt
afgebroken. Andere nummers zijn overduidelijk jamsessies om warm te draaien. De
vocalen zijn dan gelukkig weer wel van Wray zelf. En in I’m So Glad en Backwoods
Preacher Man heeft de lp twee schitterende songs, maar over het geheel haalt
hij het geenszins bij de eerste plaat. Onmisbaar voor de verzamelaar die wil
horen wat er aan de andere twee platen ten grondslag ligt, maar het is
duidelijk waarom het meeste materiaal niet op eerdere releases terecht is
gekomen.
Na deze kippenhokplaten trok Wray weer een reguliere studio
in om Be What You Want To op te nemen. De plaat, geproduceerd door Thom
Jefferson Kaye, klinkt dan ook een stuk gepolijster dan zijn voorgangers, maar
ligt tegelijkertijd het meest in het verlengde van Link Wray. Met name de
gastbijdragen van Jerry Garcia op pedal steel tillen de nummers naar een hoger
niveau. Zo is de remake van Walking in the Arizona Sun van de Mordicai Jones lp
onder de titel Tucson Arizona van een wonderlijke schoonheid. De zang van Wray
zelf klinkt veel minder geforceerd dan de krachtpatserij van Johnson. Het maakt
toch wel erg benieuwd hoe Mordicai Jones geklonken zou hebben, had Polydor niet
ingegrepen. Bij elkaar laten de vier platen horen wat Wray in drie jaar tijd
aan prachtig, maar helaas ondergewaardeerd, werk heeft afgeleverd. Polydor was
in ieder geval ontevreden over de verkoopcijfers, en stuurde Wray op de
volgende plaat, The Link Wray Rumble, weer terug naar zijn rock ‘n’ roll
periode. Het bleek de laatste voor Polydor te zijn. Bij het grote publiek werd
Wray niet lang daarna bekend van de hit Red Hot, die hij met zanger Robert
Gordon opnam.
De heruitgebrachte platen waren, mede omdat ze aanvankelijk
niet goed verkochten, moeilijk te krijgen. Liefhebbers gaven er hoog van op,
wat er toe leidde dat deze vier rootsplaten van Link Wray afgelopen jaar
opnieuw werden uitgegeven. Wie ze aan wil schaffen is echter bijna net zoveel
kwijt als voor de oorspronkelijke persingen. Dat ze zo aan de prijs zijn,
schijnt vooral te maken te hebben met de ingewikkelde distributiekanalen vanuit
de Verenigde Staten. Rush Hour aan de Amsterdamse Spuistraat krijgt ze
rechtstreeks uit de VS, waardoor ze daar nog enigszins te betalen zijn. Zoals je
voor de prijs mag verwachten is de uitvoering van de platen prachtig, zo is de
eerste lp in de originele diecut hoes uitgebracht, en zijn ze vanzelfsprekend
voorzien van inlays met de nodige achtergrondinformatie. Voor wie vanwege een
krappere beurs een keuze moet maken, is de eerste plaat de beste keuze, gevolgd
door Be What You Want To. Al is de kans groot, dat als die bevallen, ook de
andere twee in de platenkast belanden.
Link Wray – Link Wray (Future Days Recordings)
Mordicai Jones – Mordicai Jones (Tidal Waves Music)
Link Wray – Beans and Fatback (Tidal Waves Music)
Link Wray – Be What You Want To (Tidal Waves Music)
Verschenen in Platenblad, nr. 231, 21 oktober t/m 1 december 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten